Home           Mail                    Links          Gastenboek   

Australie 2005

Alice Springs/Uluru

Dinsdag 8 februari zijn we naar Alice Springs gevlogen. De overgang  was vrij heftig. In Melbourne 20 graden met regen, in Alice Springs 42 graden en geen wolkje aan de lucht. We konden gelijk onze 4-WD camper ophalen en na wat uitleg van wat waar allemaal zit (later bleek dit geen overbodige luxe) en wat boodschapjes in de supermarkt zijn we gelijk op weg gegaan , de Western MacDonnell Ranges in. Eerste etappe was zo’n 130 km naar Glen Helen Resort, dit ging nog over asfaltwegen. Zodra je Alice Springs uitrijdt zit je meteen in de outback, lange rechte wegen en soms een uur lang geen tegenligger. Onderweg gestopt bij verschillende mooie gorges en waterholes, daar waar een rivier zich een weg door de  bergketen baant. Het Resort was simpel maar van alle gemakken voorzien, een barretje, wat cabins te huur en wat campingplaatsen. Het lag wel weer geweldig aan de voet van een mooie rotspartij, vlak bij een gorge met een waterpoel waar je zelfs in kon zwemmen. We dachten alles bij ons te hebben, veel water, wat eten en zonnebrandcrème, maar al snel merkten we dat we iets essentieels vergeten waren. De warmte is best uit te houden, als je niet te lang in de volle zon blijft staan, maar die vliegen hier zijn echt irritant. Heel hardnekkig blijven ze op je hoofd zitten, in je oren en ogen. Gelukkig konden we in Glen Helen nog zo’n vliegennetje voor over je hoofd kopen. Ziet er wat vreemd uit, maar het werkt wel. De volgende dag doorgereden richting Hermannsburg en Palm Valley. Hier begint het echt werkt, de dirt roads, grind wegen met kuilen en gaten, al snel hadden we een paar wandelende nieren. En net 24 uur op weg met onze 4WD en we horen twee keer achter elkaar een gek geluid, toch maar even checken en ja, verdomd we hebben een lekke achterband. Ik heb eerst even staan schelden en vloeken. Midden in de outback, op het heetst van de dag staan we met een lekke band. Trevor is toch maar gelijk opzoek gegaan naar de spullen om de band te verwisselen, was die uitleg toch nog handig. Vervolgens onder de auto gekropen, dat was niet fijn op al die puntige en hete stenen. Maar toen de krik eenmaal goed stond ging de rest vrij gemakkelijk en eigenlijk ook we snel. In een goed kwartier zat de nieuwe band er al op, al met al een half uurtje stil gestaan. Toen door naar Hermannsburg, een klein Aboriginaldorpje met een pomp. Daar gevraagd of ze de lekke band konden repareren, want we hadden nog zo’n 200 km dirt road voor de boeg en zonder reserveband zagen we dat niet zitten. Maar dat ging niet lukken. Toen maar besloten om terug te gaan naar Alice Springs. Van hieruit liep er ook een asfaltweg naar Alice, zo’n 120 km verderop. Eind van de middag arriveerden we weer in Alice, daar een camping gezocht en lekker gaan eten in het restaurant er tegenover. Donderdag toch weer teruggereden naar Hermannsburg, voor Palm Valley hadden we helaas niet genoeg tijd meer, maar we wilden toch graag onze route over de Mereenie Loop, via de dirt road naar Kings Canyon afmaken. Deze was ook erg mooi, 170 km grind en zand weg, wel vermoeiend, maar zeker de moeite waard. Dan rij je langs een rotspartij, dan weer over een bijna kale vlakte. Het resort hier was wat luxer, met zelfs een internetapparaat. ’s Middags een korte wandeling door de creek van de canyon. Ik weet dat ik in herhaling val, maar ook dit was weer erg mooi. En terug op de camping een lekker koud biertje een potje pool in de bar, wat een feest. Vrijdag zijn we doorgereden naar Uluru (ook wel Ayers Rock genoemd). Hier is het wat toeristischer en dus ook weer asfaltwegen. Het rijdt comfortabeler, maar dan is 400 km recht toe recht aan wel wat eentonig, ook al is het uitzicht veelal prachtig. ’s Avonds hebben we de beroemde sunset van Uluru bekeken en het is waar wat ze zeggen! Het is een prachtig gezicht om deze rots per minuut van kleur te zien veranderen.
Vervolg:

Zaterdag (12-2) weer een strak blauwe lucht, en dat kwam goed uit want we hadden een vliegtuig-tourtje geboekt. Om 10 uur werden we opgehaald door onze piloot. Op het vliegveld nog even wat formulieren invullen, we moesten zelfs op de weegschaal gaan staan… en toen naar ons vliegtuigje. Met een klein propellervliegtuigje (cessna), 4 persoons (incl. piloot), hebben we 40 min. over Uluru en Kata Tjuta gevlogen! We vlogen op zo’n 1300m. hoogte en hadden een geweldig uitzicht, eerst op het resort met daarnaast een kleine Aborigonal-gemeenschap, toen op naar Uluru (ook wel Ayers Rock genaamd) en zijn omgeving; en dat zijn wat bomen en verder helemaal niets. In de wijde omtrek hier zie je alleen maar wat bomen, rode aarde en verder niets… en dan ligt daar die rots! Na een rondje rond Uluru gingen we naar Kata Tjuta, zo’n 50km verderop, ong. 6 min vliegen. Kata Tjuta (ook wel de Olga’s genaamd) zijn een groep monolieten van zandsteen (net als Uluru). Erg mooi door al die ronde vormen en juist vanuit de lucht konden we goed zien hoe uitgebreid ze zijn. Ook hier vlogen we weer een mooi rondje omheen en toen was het weer tijd om terug te gaan, en dat vond ik (Sandra) niet zo heel erg. De vlucht was echt geweldig, maar ik was toch wel wat misselijk geworden. We hadden mooi weer om te vliegen, maar in zo’n klein toestel voel je elke luchtzak 10x zo erg en daar is mijn maag niet zo goed tegen bestand. De rest van de dag rustig aangedaan, ik moest toch even bijkomen van de vlucht. Aan het einde van de middag, toen het ook weer iets minder heet was, zijn we zelf nog naar Kata Tjuta gereden. De zon was al aan het zakken, waardoor de rotsen echt superrood kleurden! Aan één kant liep een korte wandelroute door één van de gorges. Erg mooie tocht en als je voelt je echt super klein als je tussen die rotsen doorloopt. Vervolgens naar de sunset-area voor weer een betoverende zonsondergang. Door de verschillende rondingen me daardoor meer kleurverschillen, vind ik deze misschien nog wel mooier dan die van Uluru… (gelukkig verschillen meningen) Zondag heel vroeg op, want ook de zonsopgang schijnt hier heel mooi te zijn. Aangekomen bij Uluru beloofde de busladingen Japanners en dit keer veel Italianen heel veel. Het was hier echt druk, zo hadden we het hier nog niet meegemaakt. Omdat het hoogseizoen hier in de winter, onze zomer ligt (het is hier dan zo’n 25 graden en beter uit te houden dan de 35-45 graden nu) is het eigenlijk overal waar we komen heel rustig. Maar nu stonden we tussen een paar honderd anderen te wachten tot de zon opkwam, en hij kwam op (gelukkig) en het was mooi, maar niet heel speciaal. Bij de sunset zie je Uluru geleidelijk van kleur veranderen en diep rood worden, nu ligt hij eerst in de schaduw en dan plots in de zon. Daarna zijn we naar de andere kant gereden, waar je Uluru kan beklimmen. Niet dat we dat van plan waren (een beetje respect tonen mag wel), maar we wilden even kijken, maar de klim was gesloten omdat het te hard waaiden. Wij hebben vervolgens de korte wandeling gemaakt in de enige spleet van de rots. Onderweg waren wat rotstekeningen van aboriginals te zien. Toen was het voor ons weer tijd om door te gaan. Vandaag moesten we 450 km terugrijden naar Alice Springs. Het eerste stuk was vrij saai, één recht asfaltweg met alleen maar hier en daar wat bomen om je heen. Het tweede deel werd wat boeiender, we zagen namelijk onze eerste echte wilde dieren. Eerst twee emu’s en later meerdere kuddes kamelen! Verder lagen er hier veel dode kangoeroes langs de weg. Levende hebben we helaas nog niet gezien. Vlak voor Alice hebben we nog een stukje echt 4wd-track gedaan. Een mooie, smal en zanderig weggetje naar Rainbow Valley, een puntige rotspartij met daarvoor een zoutmeer, maar deze stond, net als alles hier, ook droog. Daardoor was het wel een gave witte vlakte. Maandag hebben we de camper moeten inleveren. Toch wel jammer want we hebben er erg van genoten. In de middag zijn we door gevlogen naar Cairns…